Hendrika Sennema

07-07-1907 te Zuidhorn †05-06-2003 te Zuidhorn

Hendrika Sennema - 95 jaar (Verzetstrijder)

Het leven en verzet van Riek Sennema
Door Harm Veldman, Jan Sennema en Hilde Sennema

Hendrika (Riek) Sennema uit Zuidhorn werkte als koerierster voor het Groningse verzet. Ze werd opgepakt en gevangengehouden in het Scholtenhuis in Stad, waarna ze in 1945 naar het bijna lege kamp Westerbork werd vervoerd. Ze was één van de 116 vrouwelijke gevangenen die tussen 12 en 14 april 1945 onder begeleiding van Duitse soldaten te voet naar Grijpskerk ging, niet wetende of ze de tocht zou overleven. In dit artikel schrijven historicus Harm Veldman en familieleden Jan en Hilde Sennema over haar leven en rol in het Westerkwartier tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

Jeugd
Op 7 juli 1907 werd Riek geboren als Hendrika Sennema in Zuidhorn, als derde dochter in een gereformeerd gezin aan de Molenstraat. Vader Jan runde een slagerij en zat van 1927-1941 voor de ARP in de gemeenteraad. Riek was het tweede kind in zijn tweede huwelijk. Met Jeltje de Vries had hij vier kinderen, waarvan er maar één – oudste dochter Ymkje – de kindertijd overleefde. Na het overlijden van Jeltje in 1902 trouwde hij met Trijntje Hoving, met wie hij naast Riek nog zes kinderen kreeg.
Omdat Riek op jonge leeftijd tuberculose kreeg bleef haar gezondheid precair. Daarom volgde ze geen opleiding en ging ze ook niet buitenshuis aan het werk. Terwijl haar twee broers en drie zussen trouwden of een opleiding volgden (haar jongere broer Hendrik nam de slagerij over, haar jongste zus Itje ging naar de kweekschool), bleef Riek bij haar ouders aan de Molenstraat wonen en werken.

Oorlog
Op 10 mei 1940 werd het land door Duitse troepen binnengevallen. Na 5 dagen capituleerde Nederland. Toen in 1941 de gemeenteraden werden ontbonden, werd Nederland een dictatuur in plaats van democratie. Voor Riek was dat niet te accepteren. Het verzet groeide, wat in het gezin Sennema gevoed werd door een christelijke levensinstelling. Riek had voornamelijk een grote afkeer van de NSB, die hulpdiensten verrichtte voor de Duitse bezetter. Als het gezin naar Radio Oranje luisterde, luisterde een buurtbewoner die lid is van de NSB mee.
Vanaf 1942 zette de Centrale Inlichtingendienst (CID) Riek in bij het antifascistisch verzet in Noord-Nederland. Ze was koerierster van het blad Trouw, dat illegaal was. Ook smokkelde ze wapens naar Buitenpost en Grijpskerk. Op cushionbanden reed ze het hele Westerkwartier door. Meer dan eens werd ze aangehouden door NSB’ers en Duitsers, maar Riek, rap van tong, wist zich er altijd uit te praten.
Tot 14 november 1944. Ze werd gearresteerd door een NSB-politieagent en twee Duitse militairen, die haar naar het beruchte Scholtenhuis brachten: het hoofdkwartier van de Duitse SD in Groningen. Riek werd 19 dagen vastgehouden en op hardhandige wijze verhoord. Ze bleef zwijgen. Hierna werd ze naar het Huis van Bewaring gebracht. Wederom werd ze zwaar verhoord, zo zwaar dat Riek er bijna onder bezweek. Naar verluidt raakte haar geheugen van slag, waardoor de Duitsers toch iets te weten wisten te komen. 

Westerbork
In het vroege voorjaar van 1945 werd Riek overgebracht naar het concentratiekamp Westerbork, als politiek gevangene. Samen met nog 115 vrouwen uit andere kampen en gevangenissen bezette ze de barakken die na de jodentransporten nu nagenoeg leeg waren. Ze droegen genummerde overalls. Riek koos voor nummer 111: het ultieme gekkengetal. De gevangenen moesten kapotte batterijen uit elkaar halen; bij het niet halen van de vereiste 20 kg per dag kregen ze geen eten. De gevangenen moesten honger, vernederingen en verkrachtingen doorstaan. Riek was voor dat laatste – naar eigen zeggen – te kwaad en te oud.
Vanaf zondag 8 april was er opeens voldoende eten. Op 11 april werd duidelijk waarom: de Duitsers wisten dat Franse en Canadese geallieerden oprukten naar Drenthe. De 116 vrouwen in het concentratiekamp moesten zich verzamelen voor een lange voettocht naar het nog door Duitsers bezette noorden. De vrouwen liepen ’s nachts en rustten overdag. Op 13 april kwamen ze via de stad Groningen – waar heftig werd gevochten – bij het Hooihuis aan de Friesestraatweg aan. Door een knecht een pakje tabak te beloven smokkelde Riek een briefje – het “Melkbriefje” – naar haar vader in Zuidhorn. Deze fietste naar de boerderij en begon, verkleed als arbeider, in de stal te werken. Ze spraken met elkaar totdat een Duitse wacht haar terugstuurde naar de andere gevangenen.
’s Avonds moesten de vrouwen weer verder naar het westen: via Zuidhorn, Noordhorn en Grijpskerk kwamen ze in Visvliet. Daar aangekomen bleek dat de Canadese geallieerden in aantocht waren. Er brak paniek uit onder de Duitse soldaten. Ze dreigden de vrouwen dood te schieten, maar een commandant die net uit de Stad was teruggekeerd verhinderde dat. De oorlog stond op het punt van aflopen; het nodeloos doden van gevangenen was een oorlogsmisdaad. De vrouwen waren vrij. Riek leende een fiets en reed naar Zuidhorn, naar huis.

Na de oorlog
Na de bevrijding bleef Riek bij haar ouders wonen. Volgens haar neven en nichten lag ze vlak na de oorlog vaak op bed omdat ze last had van haar hart. Haar zwakke gezondheid van voor de oorlog zal meegespeeld hebben, maar ze werd ook aangewezen als oorlogsinvalide. De zware verhoren zullen ongetwijfeld hun tol hebben geëist. Tot aan haar dood had ze nachtmerries over de Duitse honden, die waren getraind om de vrouwen in hun borsten te bijten.

Toch was Riek een actieve vrouw. Dat is te horen op een opname van het Meertens Instituut, dat in 1971 onderzoek deed naar Nederlandse dialecten. Hierin vertelt ze dat ze er als jong meisje vaak ’s avonds op uit trok om vrienden te ontmoeten. Daarnaast had ze een duidelijke mening over wat er in het dorp gebeurde. Ze zorgde voor haar moeder Trientje, die in 1973 op 99-jarige leeftijd overleed. Ze was geliefd bij haar vele (achter-)neven en nichten, en werd zelfs door niet-familieleden liefkozend “tante Riek” genoemd.
Haar oorlogsactiviteiten bleven lang onbesproken, totdat ze op 12 december 1985 het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt kreeg door burgmeester A. Dees. Riek Sennema overleed op 5 juni 2003, als laatste van haar broers en zussen. Het verhaal over de Vrouwenmars leeft sinds 2020 voort in de organisatie van de Vrouwenmars. In hetzelfde jaar organiseerde het Oorlogs- en Verzetscentrum een tentoonstelling over de tocht. Begin 2023 besloot het College van de nieuwe gemeente Westerkwartier om de nieuw brug over het Van Starkenborghkanaal – die Riek Sennema in 1945 met haar medegevangenen was overgelopen – naar haar te vernoemen.



Over de auteurs
Dr. Harm Veldman, historicus, schreef Van bezetting tot bevrijding, Zuidhorn 1940-1945.

Jan Sennema is voormalig slager in Zuidhorn en de zoon van Hendrik, een jongere broer van Riek.

Hilde Sennema is de dochter van Jan, en woont en werkt als historicus in Rotterdam. Ze schreef over haar oudtante Riek in een opiniestuk in het Dagblad van het Noorden.



Verder lezen
Hilde Sennema, “Vernoem Meer Straatnamen naar Vrouwen”, Dagblad van het Noorden, 12 april 2020, https://dvhn.nl/meningen/Opinie/Vernoem-meer-straten-naar-heldinnen-25551921.html
Harm Veldman (red.), Van bezetting tot bevrijding, Zuidhorn 1940-1945. Bedum: Profiel. 2010.
Organisatie van de jaarlijkse wandeltocht tussen Westerbork en Groningen/Grijpskerk: https://www.vrouwenmars1945.nl
De tentoonstelling over de Vrouwenmars bij het OVCG: https://www.ovcg.nl/agenda/opening-tentoonstelling-de-vrouwenmars-van-westerbork-onder-voorbehoud/
Bijbehorende podcast van het OVCG: https://soundcloud.com/user-390234215/de-vrouwenmars-podcast
 

Op de kaart

@2024 Copyright WKRegister.nl ontworpen en ontwikkeld door AYO MEDIA